Steenbewerking
Prehistorische steenbewerking (basistechnieken)

Vele materialen werden gebruikt naargelang hun aanwezigheid in bepaalde streken en hun bereikbaarheid. Steeds echter gaat het om harde gesteenten, meestal met een fijne kristalstructuur. Deze eigenschap maakt dat wanneer op een dergelijk gesteente een kracht wordt uitgeoefend, deze zich door de massa zal voortplanten volgens een kegelvormig patroon. Volgens dit principe kunnen, met inachtname van bepaalde technische regels, afslagen van een min of meer gecontroleerde vorm worden verkregen.

Het meest bekende en meest gebruikte materiaal is vuursteen of silex. Het wordt gevormd in krijtlagen en komt gewoonlijk voor in de vorm van knollen. Deze knollen werden door de prehistorische mens losgemaakt uit het krijt, ofwel werden ze ingezameld nadat ze uit hun oorspronkelijke positie waren geërodeerd, bijvoorbeeld in rivierbeddingen.


Kerntechniek en afslagtechniek

De prehistorische mens had de keuze tussen twee basistechnieken om een vuursteenknol te reduceren tot het product dat hij wilde verkrijgen:

De kerntechniek: van een knol werden net zolang afslagen verwijderd totdat een voorwerp overbleef van een vorm en een volume dat geschikt was voor gebruik. Uit één knol werd dus slechts één gebruiksvoorwerp vervaardigd.

De afslagtechniek: er worden van een knol vuursteen, dat nu een kern wordt genoemd, afslagen afgehakt. Deze afslagen zijn echter niet louter afval, maar dienen voor gebruik, hetzij in hun oorspronkelijke vorm hetzij na een aanpassing te hebben ondergaan.

Het spreekt voor zich dat volgens de afslagtechniek veel meer bruikbaar materiaal werd verkregen dan volgens de kerntechniek. De kerntechniek is kenmerkend voor de oudste periodes van de prehistorie. Vanaf het Midden-Paleolithicum werd bij voorkeur volgens de afslagtechniek gewerkt.


Andere technieken


Aambeeld: (blok op blok techniek) is een methode om scherven te verkrijgen door het kernstuk tegen het aambeeld te slaan. Dit levert grote, dikke scherven op. Vooral in het Clactonien en in een aantal Afrikaanse culturen.

Bipolaire techniek: het kernstuk wordt op een aambeeld geplaatst en door het slaan met een derde werktuig (bijv. slagsteen) wordt de scherf losgemaakt.
Te herkennen aan een dubbele slagknobbel, één aan ieder uiteinde van de scherf.

Cilindrische hamer techniek: verwijderen van dunne scherven bij het vervaardigen van handbijlen en ander gereedschap d.m.v. het gebruik van gereedschap dat zachter is (hout of been) dan het voorwerp zelf. Typisch voor het Acheuléen. Wordt vaak gebruikt om het onderscheid vast te stellen tussen Acheuléen en Abbevillien.