"Ik vertel graag over de Romeinen en hun gebruiken"

Jaap Böhmer, verzamelaar van Romeinse vondsten

Rond 58 jaar v Chr. moet Nederland niet veel meer geweest zijn dan één drassige, kille modderpoel. Toch vond Julius Caesar deze Europese delta interessant genoeg om in te lijven bij zijn enorme rijk. Ging het om landjepik? Waren de doelstellingen van strategische aard? En hoe richtten die stoere mannen hun leven in, zo ver van het mondaine, bruisende en temperamentvolle Rome?
Vraag dat allemaal maar aan Jaap Böhmer. In zijn huis in het Achterhoekse Ulft heeft hij een grote verzameling met de meeste uiteenlopende voorwerpen die zijn overgebleven uiteen hardvochtige, wrede, inspirerende, leerzame en misschien zelfs een beetje romantische periode uit onze geschiedenis: de tijd van de Romeinen (en die van Kelten, van de Batavieren van de Friezen, de Germanen en de Caninefaten) in ons land."Wat mij vooral aanspreekt is de enorm hoogstaande wetenschappelijke kennis van de Romeinen", vertelt Böhmer. "Vergeet niet dat in het noordelijke Europa de mensen nog woonden in houten woningen, eerder hutten. Het waren nomaden en keuterboeren. En dan komen daar die geciviliseerde Romeinen aanzetten. Met hun bouwkundige, civieltechnische en overige culturele hoogstandjes. Dat alleen al moet erg overweldigend zijn overgekomen op de veel eenvoudiger volkeren in het noorden. En wie weet wist men nog veel meer, wat wij nog niet ontdekt hebben.

"De Romeinen zijn eigenlijk een beetje toevallig Jaap's leven binnengewandeld. Het begon met een jonge amateur-archeoloog die een aardige collectie Romeinse vondsten had gedaan in de omgeving van Nijmegen. Maar toen koos de jongeman voor het huwelijk. Met een bruid in huis inclusief alle bijkomende spulletjes vandien, was er geen ruimte meer voor de verzameling. Hij besloot om zijn collectie van de hand te doen en zodoende werd Böhmer de nieuwe eigenaar. Jaap: “Een zwak voor alles wat oud is, heb ik altijd al gehad. Samen met mijn broer Jan deel ik ook een passie voor geologie en archeologie. Ik probeer nu ook de verzameling Romeinse objecten verder uit te bouwen. Als het kan met echte spullen. Maar als ik een mooie replica tegenkom, kan ik de verleiding niet weerstaan.” Hij wijst naar een glanzende helm en een prachtig zwaard. “Zoiets gaafs vinden is gelijk aan die beroemde speld in de hooiberg. Deze kopieën zijn zo waarheidsgetrouw en geven een dergelijk goed beeld van wat de soldaten bij zich hadden, dat ik toch gekocht heb. Al zijn het replica’s.”
Op een van de kasten staat een uitkijktoren. Door Jaap zelf helemaal nagebouwd.
"Dergelijke grote torens maakten deel uit van de palissade, een houten ommuring van een fort of castella. En dergelijke torens stonden bovendien aan de totale Romeinse grens, de zogenaamde limes, met tussenruimten van 10 tot 15 km."
De 'oelewappers' uit het Noorden
Hoe zit die geschiedenis ook alweer in elkaar? Böhmer: "Globaal kun je zeggen dat de Romeinen drie keer hebben 'huis gehouden' in óns land. De meeste objecten die ik verzameld heb, stammen uit de tweede periode. Die was het meest voorspoedig en rustig en heeft ongeveer tweehonderd jaar geduurd. Vooral zijn het vondsten uit de directe omgeving van Nijmegen, maar ook uit Duitsland."
Helaas, het verhaal van de Romeinen is té veelomvattend om in detail te vertellen. Dus kiest Jaap voor de grote lijn. Hij vertelt: "De eerste inval dateert uit 58 voor Chr. Onder leiding van Julius Caesar, die toen stadhouder was van Galia, drongen de Romeinse legers, beter gezegd 'legioenen', België en Zuid-Nederland binnen. Dat verliep niet bepaald zachtzinnig. Hele dorpen werden afgebrand. De Kelten, die er
woonden, werden vermoord of afgevoerd naar Rome om daar als slaaf hun verdere leven te slijten. Die moordpartijen waren zo verschrikkelijk, dat de gebieden volkomen onbewoond raakten."

De veroveringsoorlog stopte bij de grote rivieren: De Rijn en de Maas. De gebieden daarboven waren in eerste instantie niet interessant." Zo liet men de Friezen, de Friezen.
Bovendien vond men, om het op zijn Fries te zeggen, Friezen maar vreemde 'oelewappers’. Caius Plinius Secundus, een Romeinse schrijver, beschreef dit volk als volgt (bron Psammos): "De oceaan stort zich tweemaal per etmaal uit over het land, zodat men zich afvraagt of het land tot het vaste land of tot de zee behoort. Op met de handen opgehoogde woonplaatsen (terpen) woont daar een ongelukkig volk. Bij vloed zijn het net schepelingen! Bij eb schipbreukelingen! En wanneer zij door het Romeinse volk zijn overwonnen, noemen zij dat nog slavernij!"
Maar er kwamen behalve de Romeinen nog meer nieuwkomers langs de rivieren naar Nederland, zoals de Bataven en de Caninefaten. En er was nog een aantal inheemse stammen die zich hevig verzetten tegen de Romeinse overheersing, zoals de Eburonen die de Kempen en Limburg bewoonden. Een smeltkroes van inheemse stammen en vreemde nieuwkomers. Van vredelievendheid was geen sprake. De inheemse stammen wilden zich dus niet laten onderdrukken en wisten zelfs de Romeinen een paar gevoelige slagen toe te brengen. Als vergelding liet Julius Caesar deze mensen grotendeels uitroeien. Vervolgens nodigde hij Germanen uit om het land te bevolken. Verdeel en heerspolitiek?

Nog groter, nog imposanter
Böhmer: "In 44 v. Chr. werd Caesar vermoord. Dit werd binnen Rome aanleiding tot een enorme burgeroorlog. Men had de handen vol
in eigen 'huis' en gedurende de daaropvolgende dertig jaren was de aandacht voor de noordgrenzen verminderd. Of liever gezegd, men liet het noorden links liggen."
Maar in 12 v Chr. kwamen de Romeinen terug. Het hele gebied van het huidige Nederland, België en Frankrijk werd opnieuw onder de voeten gelopen en ingelijfd. Ook het noorden werd nu interessant genoeg bevonden. Er volgden veel invallen. Met succes drongen de legers door tot aan de Elbe. Er werden grote legioenkampen ingericht en havenwerken aangelegd. Allemaal uitvalbases van waaruit nieuwe strategische plannen werden gesmeed om het Rijk nóg groter, nóg imposanter te maken.
Aan deze uitbreidingspolitiek kwam een eind toen in het jaar 9 de Germaanse aanvoerder Arminius drie Romeinse legioenen had verslagen. Negentien jaar later hielden de Friezen (Frisii) het voor gezien met die Romeinen. Ook zij kwamen in opstand. Het waren jaren van gruwelijkheden en gevechten. Van opstanden en onrust.
"In 47 kwam het wéér tot een zwaar conflict", aldus Böhmer. "Ditmaal was Claudius keizer van het rijk. Wat hem betrof werd het te gortig. Daarom verbood hij alle acties aan de overkant van de Rijn. Het resultaat was dat de Romeinen zich definitief terugtrokken achter de loop van de rivier. Zij legden een zwaar versterkte grenslinie uit die dwars over Nederland liep. Noord Nederland is vanaf dat moment voor altijd bevrijd van Romeinse overheersing. Er volgt nog een enorme opstand, die we de Bataafse opstand noemen, onder leiding van Julius Civilius. Deze wordt - na hevige strijd - door keizer Vespasianus met een overmacht van zes legioenen de kop ingedrukt."
Twee eeuwen redelijke rust
Hierop volgt een redelijk rustige periode, die maar liefst twee eeuwen aanhield. Ten zuiden van de 'Limes', of grenslijn, werden de goede landbouwgronden opgedeeld. Er werden imposante villa's gebouwd met alle luxe van dien. Steden als Maastricht en Nijmegen werden gesticht.
Het uiteindelijke verval van de Romeinse overheersing vond plaats in de derde eeuw, toen het Rijk verscheurd werd door interne oorlogen tussen de soldatenkeizers die elkaar de macht betwistten. De grensverdediging verzwakte, waar de 'barbaren' uiteraard dankbaar gebruik van maakten.
In de vierde eeuw werd nog wel een poging gedaan om de limes te versterken. Maar de eens zo sterke morele kracht en motivatie waren verdwenen. Het Romeinse Rijk verloor zijn allure. Het raakte in verval en dit betekende voor het noorden dat er een einde kwam aan de Romeinse heerschappij.Tot zover kort door de bocht, in notendop en vogelvlucht, de belangrijkste lijn van het Romeinse verhaal.

"Er zijn veel dingen in ons huidige leven, die nog herinneren aan die tijd", vertelt Böhmer. "Neem het gebied onder Arnhem met Zevenaar en Didam als voornaamste plaatsen. Dat heet de Liemers, een verbastering van de Limes (grenslijn) van de Romeinen. Al wordt het natuurlijk steeds minder, toch worden er nog steeds interessante vondsten gedaan op plaatsen waar de Romeinen woonden en daar waar zij hun forten en castella's hadden."
De verzameling van Jaap omvat heel veel. Elk voorwerp vertelt zijn eigen verhaal. Van dakpan tot maalsteen, van een Romeinenschedel tot een mantelspeld. Bijzonder indrukwekkend zijn vooral de kleine dingen die iets vertellen over het dagelijkse leven. De amforen, waarvan sommige zelfs nog in volkomen gave staat. De urnen, de terracotta olielampjes. Een blauw, piepklein kinderarmbandje van Lapis Lazuli. Sierlijke haarpinnen voor dameskapsels, een kralenketting om een paard mee te versieren... De Romeinen hadden toen al een verfijnd gevoel voor design, stijl en goede smaak.

Romeins wonen en werken
Hoe zouden zij het hier gevonden hebben? Hoe leefden die krijgshaftige strategen in het kikkerland? Böhmer: "Aanvankelijk waren het natuurlijk allemaal mannen, die binnen hun legerplaatsen bivakkeerden. Maar later vestigde men zich hier met een permanenter doel. Men bouwde huizen en haalde vrouwen en familie hierheen. Men kreeg hier kinderen.
Bouwde hier een leven op." De niet-Romeinen bewerkten het land of waren in dienst van de rijke Romeinen.

Alle kleine spulletjes zijn zorgvuldig geplaatst in vitrinekasten: muntjes, snuisterijtjes, versierselen van paardenhoofdstellen. Jaap: "Ik ontvang ook mensen die interesse hebben in de Romeinen. Ik vind het heel leuk om hen dingen te laten zien en erover te vertellen."

Tegenwoordig denken we bij Romeinen aan spijs en spelen. Aan Bacchus festijnen en gruwelijke wreedheden. Aan rechtvaardige en krankzinnige, sadistische keizers.
"Tja," zegt Jaap. "Maar toch mogen we de Romeinse cultuur zien als een hoogontwikkelde. Wreedheid en gruwel, zeker, die waren er. Maar kijk nu eens naar het journaal en lees de krant: is het tegenwoordig beter met de mensheid gesteld? Nee, toch..."

Heleen J. Boxma
(Artikel uit Antiek- en verzamelkrant, 24e jaargang nr. 253, februari 2009)